168
DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN
de pacht
de somma van 400 ponden van XL groten onser Vlaem-
scher munten ’tpont bij vorme van pacht”, onder voor
waarde „dat sij tselve bailluiscip in hueren handen hebben
ende houden sullen”. Zooals men weet, deed 't baljuw
schap van der Haghe eind 15e eeuw jaarlijks 400 pond
pacht. De benoeming van den baljuw geschiedt dan op
de volgende wijze „dat zij (dat zijn die van der Haghe)
ons noemen ende in scrifte overgeven sullen ses goede
noetabele mannen, om een daer vuijt te kiesen ende
totten voirs bailliuscip te committeeren”.
Hiermede hebben dus de huijsluijden feitelijk het over
wicht gekregen in de rechtspraak en automatisch ver
dwijnen nu als het ware de welgeboren mannen uit de
jurisdictie en hebben schepenen zoowel de lage als de
hooge rechtspraak in hun macht. Een privilegie van den
graaf hebben de schepenen daarvoor niet noodig gehad
men zal er dan ook tevergeefs naar zoeken. De hooge
jurisdictie is hun niet verleend. Ze hebben die krachtens
hun positie zelf bemachtigd.
En nog meer bevestigen schepenen en gemeene buren
hun macht tegenover den graaf, als ze in datzelfde
jaar er in toestaan 200 ponden van de 400 ponden pacht
onmiddellijk „af te coepen ende te lossen den penninck
sesthien, ende betaelen eens die somme van drie duijsent
twee hondert ponden’’.2) En nog sterker maken ze hun
positie als in dat zelfde jaar een nieuwe leening door
schepenen en buren aan den graaf wordt gedaan en
deze zich verplicht ziet als tegenprestatie hun te geven,
de pacht van het schoutambacht, het Clerckambacht,
het bode-ambt, en van den noerd-molen. s)
Acte van 1505 September 30. Zwart bonte register Rekenkamer
fol. 18 en vlg.
2) Zwart bonte register Rekenkamer fol. 18 en vlg.
s) Fr. Reg. fol. 35vs. en vlg.