WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 175 4e memoriaal v. Dam, fol. 26 vs. heden, die de burgemeesters van 1559 krijgen, bezaten vóór dien de schepenen. En wel waren speciaal de twee of drie jongste schepenen (naar aanstelling) naast hun rechterlijke functies, belast met dezen arbeid, die men volgens de commissie der burgemeesters van 1560 in ’t algemeen kan omschrijven met de „vorderinge van den regimente, politie ende administratie van de justitie”. Vandaar dat deze twee of drie jongste schepenen ook wel burgemeesters genoemd zullen zijn, voor dat er officieel burgemeesters waren. Zooals men reeds weet, waren schepenen belast met het innen van het schot en de administratie van dat geld, waaruit de beden etc. betaald werden. Maar daarnaast hadden ze nog vele andere administratieve en finantiëele werkzaamheden, niet ten dienste direct van die Haghe, maar in werkelijkheid ten dienste van den graaf. In het algemeen hadden zij de administratie van al die aangelegenheden, waarin die Haghe ten behoeve van den graaf geld opbracht. Zoo hadden ze de administratie van de hand- en spandiensten, van alle leeningen, die die Haghe aanging om den graaf geld te fourneeren etc., van de z.g. rekeningen particulier, d.w.z. van die rekeningen, die niet betroffen de tresorie van die Haghe, maar die rekeningen, die de schepenen particulier verantwoordden, daartoe aangewezen en gemachtigd door den graaf. Al de finantiëele en administratieve bevoegdheden nu, waarmede de schepenen belast waren en die in 1559 overgingen op de burgemeesters, zijn te vinden in een acte van ’t Hof van Holland, dd. 30 Dec. 1552 1). De zaak zit zoo, dat groote moeilijkheden gerezen waren in de Haghe bij het opbrengen der beden, waarvoor

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 197