WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 177 van eenighe cedullen nootelijcke wercken ende arbeijts- loon gedaen voor de Hage al nae ouder coustuijme in desen ende diergelijcke tot noch toe geobserveert”. Al deze administratieve bemoeiingen worden in 1559 aan de Burgemeesters opgedragen, die dus de daar mede belaste schepenen vervangen. Zoo is het dan begrijpelijk, dat keuren sinds 1559 worden gemaakt door baljuw, schout, burgemeesters en schepenen en dat deze dan het dagelijksch bestuur vormen. Het verantwoorden van al deze „reeckeninghen par ticulier” behoorde dus tot de finantieele verplichtingen van de burgemeesters. Hiermede is het raadsel van de „rekeningen van de kist” aanwezig op ’t Gemeente archief opgelost, welke rekeningen loopen van af ’t eind der 16e eeuw. Deze rekeningen, zoo genoemd naar de ijzeren kist op de burgemeesterskamer, waarin ze bewaard werden, waren de verantwoording der burge meesters van hun finantieele bemoeiingen. Ze heetten daarom ook „reeckeninghe particulier” van die gelden, waarmede de tresorie van der Haghe niets te maken had. Immers de burgemeesters blijven ook na de „verlatinge” van den landsheer belast met de administratie van al die gelden, welke de bewoners van die Haghe hadden op te brengen aan de Staten van Holland en van al die diensten, welke de Staten in den 80-jarigen oorlog van de buren van der Haghe vorderden. En nu is meteen te begrijpen, waarom deze rekeningen steeds werden afgehoord voor schepenen in presentie van een lid van 't Hof van Holland en een lid van de Reken kamer. Toen langzamerhand het schepenambt overladen was geworden met allerlei werkzaamheden en het doen van de justitie de geheele persoon vorderde, heeft zooals 12

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 199