WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 183
h v. Mieris II, 733-
2) V. d. Bergh II, Nal. 72.
het Bisdom Utrecht in de middeleeuwen van Muller
en Joosting. Echter ook op verschillende acten, waarbij
parochies worden ingesteld. Zoo o. a. op een acte van
26 Maart 1347 1), waarbij de graaf van Holland de
nieuwe kapel te Heemstede tot een parochiekerk verheft
en afscheidt van die van Haarlem. In die acte heet het
„dat die nywe capelle (te Heemstede) si een prochikerke
ende gesceijden van der prochikerke van Haerlem, also
verre alst gerechte van Heemstede gaet, Waeromme
wi bidden enen eersamigen vader in Gode, Heren Jan
van Arckel, bisscop te Utrecht ende denghenen, diet
toebehoort, dat sys confirmeren ende delen de Inden,
die wonen int gerecht van Heemstede ende int gerechte
van Haerlem, also verre alst gaet ende sceijden van der
prochie van Haerlem”.
Zoodat men zeggen kan, dat zeer zeker kort na het
formeeren van die Haghe als rechtsgebied, die Haghe
ook tot parochie verheven zal zijn, omdat de hofkapel
uit den aard der zaak niet de aangewezen parochiekerk
kan zijn geweest voor die Haghe. Nu weten we in de
eerste plaats, dat vóór 1289 de hofkapel van's Graven-
zande, waar voordien de graven hun hof hadden, naar
die Haghe moet zijn overgebracht. Immers in 1289
schenkt Floris V aan zijn vier hofkapellanen in die
Haghe de inkomsten der school te Dordrecht 2), terwijl
we weten volgens de in ’t begin van dit hoofdstuk aan
gehaalde acte van 1266, dat in dat jaar de hofkapel
nog gevestigd was in ’s Gravenzande, zoodat dus tusschen
1266 en 1289 ongetwijfeld de vestiging van het hof van
den graaf in die Haghe moet hebben plaats gegrepen
en derhalve de formeering van die Haghe tot afzon-