186 DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN Mieris II, 589. v. ook b.v. op 5 Nov. 1336 1), wanneer de graaf aan Gerit Alewijnsz. het recht geeft een parochiekerk in zijn ambacht van Zwijndrecht te stichten. Met des te meer recht dan kunnen we aannemen, dat de graaf in zijn eigen Haghe een parochiekerk zal hebben gesticht, vooral waar hij zelf eenige jaren het patronaatsrecht over de moederkerk heeft gehad. Onaannemelijk lijkt het dus geenszins om mede op grond van de acte van 1273, waarbij Graaf Floris het patronaatsrecht over de parochie van Monster krijgt, te concludeeren, dat omstreeks 1273 die Haghe ook gevormd moet zijn. En in dit opzicht zou men nog kunnen wijzen op een eigenaardigheid in die acte zelf, waarbij de parochie van Monster gezegd wordt gelegen te zijn „juxta monasterium de Loesdunen”, naast het klooster van Loosduinen, omdat dit convent juist lag op de scheiding tusschen het Monstersche gebied en die Haghe. En tevens kan men dan de stichting der Haghe- parochie op grond van de acte van 1276 en van 1307, omstreeks 1276 stellen. In deze opvatting, dat reeds in 1273 die Haghe gesticht kan wezen, wordt men voorts versterkt, doordat men mag aannemen, dat niet alleen reeds in 1279 maar ook reeds in 1275 het hof van den graaf in die Haghe was gevestigd. Immers, bij de uitgifte van grond in erf huur hebben we 2 acten ontmoet, een van 1279 en een van 1275, van welke laatste acte de korte inhoud alleen te vinden was in een repertorium op de oudste registers van de Rekenkamer en waarbij graaf Floris V land verpacht, gelegen bij zijn hof in die Haghe. Waar in deze acten gesproken wordt van het hof in die Haghe, daar kan het toch wel moeilijk anders of de graaf moet er ook zijn hof gevestigd hebben gehad, zoodatdit, gevoegd bij datgene, waartoe de acte van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 208