DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN 194 Balj. Rek. 1373/74, fol. 2. gelegen in het ambacht van Nootdorp. Wanneer het voor het eerst tot die Haghe gerekend is, kon niet met juistheid worden vastgesteld. In de rentmeestersrekening van 1316 komt er nog geen verantwoording voor van inkomsten uit Nieuwveen. Wel in de rentmeestersreke ning van 1343/44 o.a. fol. 6, van smaltienden, onder het hoofd van die Haghe en eveneens worden in die rekening verantwoord de ontvangsten van crimineele boeten in Nieuwveen en van besterften, zoodat men mag zeggen, dat Nieuwveen tusschen 1316 en 1343 bij die Haghe zal zijn gevoegd. In de baljuwrekeningen vinden we dan sinds 1359 de crimineele ontvangsten verantwoord. Het blijkt uit die rekeningen, dat de baljuw daar verlof gaf tot turf- delven en de gelden daarvoor inde 1). In de 14e eeuw echter was Nieuwveen tevens nog een heerlijkheid van de heeren van Polanen, waarom deze 1/3 der crimineele boeten ontvingen, zooals men kan lezen in de Balj. Rek. 1373/74, fol. lvs,( onder de crimineele ontvangsten onder het hoofd „up den nuwen- veen”. „Jan Willems soen van dat hi zoende van zijns broeders doetsclage buten den baliu dat hi verwilcoert hadde niet te doen van diere broke XXV ïi; daer af heren gherit van Pollanen, den ambachtshere ien derden del, soe blijft mijns heren Ildel.” Nieuwveen had in de 16e eeuw een eigen dagelijksch gerecht met een eigen secretaris. In crimineele zaken echter bleef er de vierschaar gespannen van den baljuw van die Haghe. Het dagelijksch gerecht bestond uit een schout en gezworenen en was belast met de berechting van de gewone kleine zaken, den overdracht van onroe rende goederen, de verpachting en de executie daarvan.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 216