WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 197 Haagsche Straatnamen, bl. 384. flcatie van 20 Februari 1609, gepasseerd voor burge meesters en schepenen en te vinden bij de Riemer III bl. 71, waren de grenzen „westwaerts tot de Beecke aen de Westzijde van de Hage, noort tot de duijnen ende seekere afpalinge van dien ende langs deselve duijnen oostwaarts tot seekeren weg, genaempt Lijetweg of Saemweg (volgens andere afschriften Raemweg), gelegen aen de oostzijde van de wooninge van sasbout ende soo voorts lancx seekere wateringe ofte sloot oost- waerts op tot de sijde toe, zuijtwaerts tot de scheijwateringe ofte hooft-caye”, (volgens andere afschriften hof-caije). Zooals men ziet is dit dus in den grond der zaak dezelfde begrenzing als die gevonden is met behulp der kerkelijke grenzen. Volgens Meijlink, (bijlagen pag. 3) vermeld in de Mededeelingen van de Vereeniging ter beoefening der geschiedenis van 's Gravenhage, le Aflevering pag. 24, liep die grens in het noorden van het Huijbert Wou- terslaantje tot den Raemweg. Volgens Morren lag dit Huijbert Wouterslaantje in het verlengde van den Raamweg en begon ongeveer tegenover de Laan Copes van Cattenburch en liep tot aan den Achterweg naar Waalsdorp. Over den Raemweg nu zette Haagambacht zich voort tot de Oude Zijl, het scheid van Haagam bacht en Wassenaar vandaar midden door den Be- noordenhoutschen polder over de Scheidsloot tusschen Haagambacht en Wassenaar tot de laan van de woning van Oosterbeek, op het einde van het bosch, om verder zuidwaarts te gaan over den Benoorden- houtschen weg tot de Beek. De oostelijke kant dier Beek was het vervolg van die grens tot den Bezuidenhoutschen weg. De grens liep dan verder, met inbegrip van de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 219