WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 199 heid, wijl er het grafelijke gerecht en de grafelijke ge rechtsplaats gevestigd zullen zijn geweest van den be ginne af aan. Want ongetwijfeld zal vóór de vorming van de groote Haghe in 1273 de graaf, als hij hier ver toefde, zelf hebben rechtgesproken met zijn raad, terwijl zijn opvolgers in het gerecht de rentmeester van Noord- holland en de baljuw met de welgeborenen van zelf daar dan hun vierschaar hebben behouden. Immers ook het grafelijke schavot is altijd op de Plaats gebleven, ongetwijfeld als overblijfsel van de vroegere grafelijke vierschaar daar en wordt er in de Graf. Rekening van 1457—58 fol. 136vs nog niet altijd gesproken van „mijns genadigen heeren vierschaere an den viverberch” Zoo kan men zeggen, dat het niet absurd is te meenen, dat inderdaad reeds geruimen tijd vóór de vor ming van de groote Haghe in 1273 de oude Haghe al heeft bestaan, dat het oude jachthuis op de Plaats heeft gestaan en dat daar, in de onmiddellijke omgeving van het jachthuis, op de plaats, waar later de dingbank is van baljuw en welgeborenen en waar tot aan het begin der 18e eeuw het grafelijk schavot heeft gestaan, oor spronkelijk de graaf zelf zijn vierschaar heeft gespannen. Volgens de informatie van 1494 waren er „in die Hage er op tlandt met Oostambacht (de oude Haghe werd immers ook wel Oostambacht van der Haghe genoemd) tsamen als nu alsoe veel haertsteden als daer waeren ten overlijden van Hertoge Karei, te weten 1348 onder dewelcke wel zijn 500, die van den Heijligen geest leven, sijn oock onder deselve 1348 haertsteden, die de Jacoppijnen, de zusterhuijsen, kanonijcken, advocaten, procurators ende andere suppoosten van den Hove toebehoorende ende niet en gelden”. „Aangaende die neeringe seggen die van den Hage, dat sij hem geneeren metter drapperije ende met herberghe te houden, sonder

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 221