zijn kapel 50 tl', uit de lente- en herfstbede van Rijn land. De beide kapellaans, die om de week de „missen, vesperen ende capelrie” te vervullen hadden, kregen van den graaf „eenen maeltijt des morghens alle daghe in onse hof, also langhe als wij of onse sellinne aldaer ieghenwordigh siin” De hofkapel zou men de parochiekerk voor de edelen en de suppoosten van het hof kunnen noemen, immers zij had het recht om het sacrament van den doop toe te dienen en verder woonden de edelen en suppoosten er de godsdienstoefeningen bij, vierden er het Avondmaal, sloten er hun huwelijk etc., maar tot parochiekerk is de hofkapel nimmer verheven. Op 31 December 1367 stichtte de graaf binnen zijn hof het St. Maria en Andreas-kanunnikken-kapittel en werd niet alleen de hofkapel bij dit kapittel geïncor poreerd, maar ook „de cure ende kerke in den Hage, die Capelrie te Eijckenduinen” en kregen de kanun- nikken „die scole in den Hage met alle horen toebe horen''. Sedert 1461 werd ook de kerk van den Burch op Texel, sedert 1479 de Nieuwe kerk in Delft en de kerk van Hoorn in West-Friesland, in de 16e eeuw de kerk van Rijswijk en sedert 1535 die van Poortvliet bij het kapittel geïncorporeerd, terwijl het daarenboven het patronaatsrecht van de Oude en de Nieuwe Kerk in Amsterdam en dat van Koudekerk in Rijnland bezat.2) Het kapittelhuis, waar de kanunnikken woonden en dat de Canesije heette, lag tusschen de uiterste poort aan de oostzijde van het binnenhof en de binnenpoort, op de plaats waar nu het Ministerie van Binnen- landsche Zaken staat. DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN 204 '4 I Leenh. Reg. E. L. 25. 2) Zie Muller en Joosting, dl. 2, bl. 273 en vlg.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 226