WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 213
hoofdambacht Wateringen was. Zoo waren West- en
Oost-Escamp beide lidmaatambacht, tegelijk met de Lier,
van het West-ambacht de Naaldwijksche sluis, dat tot
hoofdambacht had het ambacht van Naaldwijk.
En zoo behoorde de polder Nieuwveen, die ook deel
uitmaakte van die Haghe, tot het ambacht Nootdorp,
dat lidmaat was van het Oost-ambacht de Ketelsche
sluis, waarvan het hoofdambacht Kethel was.
c. Hoe was nu het bestuur van de vier ambachten
binnen die Haghe in waterschapszaken ingericht? Daar
was dus in de eerste plaats de ambachtsbewaarder,
die, zooals gezegd, allerlei administratieven arbeid moest
verrichten. Hij was ook de gaarder der sluisgelden en
morgengelden en hoe de belastingen in waterschaps
zaken nog meer mogen heeten. Hij legde van al zijn
daden rekening en verantwoording af aan schout,
schepenen en ingelanden van het ambacht, terwijl hij
zijn ontvangsten afdroeg aan den penningmeester van
het heemraadschap, die alle werken betaalde. Hij werd
bijgestaan door een ondergeschikten ambtenaar, die
volger werd genoemd en die een volgend jaar am
bachtsbewaarder werd, want deze functie werd elk jaar
opnieuw vervuld.
We zien dus in de eerste plaats schout en schepenen
van der Haghe reeds optreden in waterschapszaken,
als afhoorders van de rekeningen der ambachtsbe
waarders van Segbroek, de beide Escampen en Haghe-
ambacht. En in de tweede plaats zien we hoe de ver
gadering der ingelanden buren) in de waterschappen
van der Haghe blijft bestaan, immers voor schout,
schepenen en ingelanden werden tot aan de revolutie
van 1795 de rekeningen afgehoord, terwijl de buren
vergadering na 1523 met betrekking tot rechterlijke
zaken geheel en al verdwijnt.