DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN
216
Zoo vindt men b.v. Rentm. Rek. van Noorthollant
1355—1356 folio 35, onder uitgaven: „Item in den
Hage van 100 morghen lants van miins heren wilder-
nisse, van wateringhe ende van banwarc binnen ambocht
en buten ambocht te maken bi ionghe ian XLIX st.
VIII d.” of nog duidelijker Rentm. Rek. 1418—1419
fol. 39: „betaelt Jacop Jan Claeszoen mit sinen gesellen
voir dat sij mijn genadichs heren werck van der Wate-
ringe in die Laecke (in het Westambacht) scoten, ge-
liken als die scoute mette gerecht gestouwet ende gekuert
hadden voir horen cost ende arbeijt LVII st. IX d.”
Uit de geciteerde post uit de rekening van 1355—
1356 volgt, dat de graaf ook van zijn wildernisse (d.i.
in dit geval zijn bosch) sluisgeld betaalde, wat ook
overeenstemt met andere posten, die in de rekeningen
staan van betaalde sluisgelden van het bosch
De sluisgelden werden omgeslagen door de ingelanden
en zooals gezegd, geïnd door den ambachtsbewaarder.
Maar, we dwalen een oogenblik af van de zaak waar
mee we bezig waren, n.l. de schouw. In 1463 droegen
uitdrukkelijk de heemraden van Delfland aan schout en
schepenen de schouw op in hun ambacht 2). Als water
schapsambtenaren echter, belast met keur en schouw,
heetten schout en schepenen slijk- en kroosheemraden
en hieruit blijkt dus, dat tot hun bevoegdheden behoorde
het kroozen der wateringen. Zoo wordt dan in een
proces, voor het Hof van Holland 3) gevoerd in 1463
tusschen Heemraden van Delfland en Jan van Assendelft
over een draaiboom in de Poten, gesproken van schout
en schepenen als van slijk- en kroosheemraden van Haag-
ambacht, aangesteld door Heemraden van Delfland.
Zie b.v. Rentm. Rekening van Noorthollant van 1394 fol. 52.
2) Alg Rijks Arch. Register no. 33, Delfland.
3) 3e Memoriaal van Swieten, fol. 50.