I WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 217 schouw van de jurisdictie, niet schout A c 13 archiefbibliotheek van den Haag. 2) Zie ook art. 220 van genoemd keurboek. 3) 3e Memoriaal van Swieten, fol. 50. In een oud keurboek van 't heemraadschap van Delf land x) wordt in art. 170 gezegd, dat „tot onderhoude- nisse van alle wegen, caden, heulen, wateringen, molens, molentochten ende dierghelijcke binnelandtsche wercken sullen d’selve voorts aen volghende dese keuren be schouwen werden bij den schouten van de ambachten ende de molenmeesters met hare gesworens slijck- ofte croosheemraden, elc ter plaatsche daer sij tot noch toe respective sulcx gevoert hebben gehadt”. Schout en schepenen hadden, zooals ook reeds volgde uit de privilegiën van 1325 en 1383, jurisdictie in al die waterschapszaken, die tot hun keur en schouw behoorden 2) en van hun vonnis was appèl op dijkgraaf en heem raden van Delfland. Art. 223, „soo verre yemandt sich vindt beswaert, tsy de voorschreve schouten ofte die gheene die sij bekeurt sullen hebben bij de vonnisse van de voorschreve schepenen, sal vermogen ende indien hij verder recht begeert, gehouden wesen te provoceren aen hooge-heemraden van Delflandt.” Dijkgraaf en heemraden hadden de keur en schouw op al die wegen, wateringen, dijken etc., die de bewaring en het onderhoud van ’t geheele heemraadschap betroffen. Dijkgraaf en heemraden hadden dan volgens art. 1 en 2 uit het genoemde keurboek de keur en de schouw van „alle tgunt sy tot preservatie van den Maesdijk, Sluysen, Dammen en de andere soo binnen- als buyten- dijkse werken tot Gemeene Lands oirbaer van Delfflandt nutst ende bequaemst sullen bevinden te behooren”. Zoo stond b. v. in Hage-ambacht het Spui onder de heemraden 3). In al deze zaken hadden zij t en schepenen. den Haag.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 239