HOE DEN HAAG ZIJN CINGELS KREEG
10
het gevaar dat Maurits zag, en waarop zijn
Mei 1600 wees. Wat waren daarvan de ge-
Dit was
brief van
volgen?
De Staten lieten de zaak niet liggen. Reeds in de
vergadering van den 8sten Mei brachten zij haar ter tafel.
Wij weten van de discussies niets meer dan de korte
notities in de gedrukte resolutiën ons vertellen. Daar
uit blijkt dat de oude antagonist Delft wederom bezwaren
ontwikkelde. Besloten werd om met de Haagsche Magi
straat overleg te plegen, aan welke Magistraat de brief
van Maurits in afschrift toegezonden werd. De compa
ritie had plaats op den 22sten Mei. Het slot daarvan was,
dat de Staten aan den Haag opdroegen om de verster
kingen te maken, maar mededeelden daarvoor zelf geen
subsidie te kunnen geven.
Den Haag was bereid, wij zagen het reeds uit de reso
lutie van April 1600, tot de versterking over te gaan
maar waar vandaan kon het geld komen, nu de Staten
niet hielpen? Wij tasten ten opzichte van de beraad
slagingen en overleggingen vrijwel in het duister, daar
wij in de Resolutieboeken (fol. 102) niets meer lezen
dan dit laconieke besluit van 5 Juni 1600:
„Is eendrachtelicken geresolveert, dat men sal persis
teren bij voorgaende resolutie ende den Hage sal
„fortifieren met vesten, wateren ende poorten”, hetgeen
ons alleen leert, dat men nu bepaald verder wil gaan
dan in April, toen men niet meer zeide dan dat men
den Haag zou „in defentie” brengen.
Maar wij weten, of liever kunnen met vrij groote
zekerheid vermoeden hoe het gegaan moet zijn, namelijk
als volgt.
Het Haagsche gemeentebestuur had in de verloopen
jaren reeds zware lasten gedragen, zooals uit het voor
gaande wel blijkt. Voor een eenigszins billijke verdeeling