WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 219
Rent. Rek.
elke morgen X gr. ende
hooge heemraden van
aan x).
van Noorth. 1442—1443, fol. 73.
tusschen de Zeestraat
land en Delfland, was
Wat het ontstaan
sloot, de landscheiding tusschen Rijnland en Delfland
en den Bezuidenhoutschen weg.
2e de Zusterpolder, zoo genoemd naar het Elizabeth
zustershuijs op de Groote markt, dat er een gedeelte
van besloeg, begrensd door het Zieke, de Hoefkade,
den Moerweg en den Loosduinschen weg. De Zuster
polder is in tegenstelling tot den Bezuidenhoutschen
polder onafgegraven veen.
3e het Kleine Veentje, begrensd door den Loosduin
schen weg, het district van Scheveningen en de Zeestraat.
Het was in cultuur gebracht zonder inpoldering.
4e de Benoordenhoutsche polder, zich uitstrekkend
en de landscheiding tusschen Rijn
alleen bekaad.
van den Bezuidenhoutschen polder
betreft het volgende. In een vorig hoofdstuk is er reeds
op gewezen, dat zich ten zuiden van den Bezuidenhout
schen weg het Heerenveen uitstrekte, waar turf werd ge
dolven voor den graaf en dat in 1403 een scheiding
werd gegraven tusschen Haagambacht en Voorburg, het
begin dus als het ware van de vorming van den polder.
In 1442 werd door de hooge Heemraden van Delfland
gekeurd, „ene kade te slaen besnijden dat bosch van
der Haghe tot Voirburch toe met twee nyewe houte
sluse, so dat die beeck, die door dat voors. bosch loopt
op noch doer dat land niet lopen en mach, binnen welke
kade ende sluijsen mijn genadige heere leggende heeft sijn
veene, daer men jaitlix sijn turf utdelft ende sijn gemeten
IIC XL morgen dair dit jair gegadert is dese voirs. oncost
mede te betalen te weten van
beloopt LX Op last dus van
Delfland legt de graaf deze kade