DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN
220
I
Rent. Rek. van Noorth. 14461447, fol. 94.
2) Keurboek A c 13, art. CXLV.
In 1446 kreeg dit omkade veen zijn windmolen, zoodat
het dus in dat jaar tot een polder werd gemaakt. „Die
hoogheemraden van Delfland hadden geconsenteert ende
gekeurt een watermolen te setten besijden dat bosch
van der Hage totter halver geest van Voerburch toe,
onder welke molen zijn genadige Heere leggende heeft
sijn veene daer men jaerlijcx voer sijn genadige hove
in den Hage sijn turf ut te delven pleecht ende in voer-
tijden gemeten sijn voor IR XL morgen lants, want die
voirs. veenen seer verdolven sijn ende sijn genadige
heere jaerlijcx daer luttel profijt of heeft, so heeft die
voers. rentmeester an de voors. heemraden met naerstich
vervolgen ende met grote coste daertoe gebracht, dat
dese voorn. IR XL morgen veene in die voers. molen
ende cadegeld staen en gelden sullen samen voor LXXX
morgen” De graaf betaalde dus in den Bezuiden-
houtschen polder z.g. gevouwen morgentalen, dat is,
dat in dit geval .3 morgen voor 1 telden.
De zusterpolder schijnt in 1428 zijn kade gekregen te
hebben. Hij heette toen echter nog niet zusterpolder,
maar de polder van het hofland in de Suijtveen. Immers
in de Rentm. Rek. van Noorth. 14281429 fol. 34 vindt
men; „betaelt Jacob Jans Bruijnszoen voor die kade te
maken bewesten an dat hoflant XXVIII sc.”
e). Hoe was het polderbestuur ingericht? In eiken
polder was er een molenmeester, die gehouden was „de
molens van hare polder ende alle de instrumenten ende
gereetschappen van dien te onderhouden ofte doen
onderhouden in goede reparatie omme deselve t’ allen
tijde (des noot sijnde) te moghen malen ende gebruiken
tot nut ende oirbaer van de polder” z).