WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 225
in die meijnte t’Eijkenduijnen.
Knoopstoc.
Claes Robbrechtsland.
Lanendiersterland.
In 1334 zijn dus al weer twee nieuwe buurten ontstaan,
nl. het noordveen en Claes Robbrechtsland. Waar waren
al deze buurten nu gelegen? Het is ondoenlijk hierop een
nauwkeurig antwoord te geven bij gebrek aan gegevens,
doch het hofboek van 1466 en de opsomming der erf-
huurders in de rentmeesters-rekening van 1316 en in de
„Verclaringhe” van 1334 kunnen ons hier eenigszins van
dienst zijn, omdat diezelfde buurtnamen in dit hofboek
nog voorkomen, ofschoon de buurten daarin meer ver
deeld zijn en omdat in de opsomming der erfhuren in
1316 en in 1334 enkele personen en gebouwen genoemd
worden, die bekend zijn.
Ongetwijfeld wordt met „up den veen” in de rekening
van 1316 bedoeld alle veengrond, die toen in erfhuur,
uitgegeven was en die was gelegen in de eerste plaats
langs den hoflandschen weg. Hoe liep die hoflandsche
weg? Het hofboek geeft hierop het antwoord: „de
zuitveen aan die suijtsijde van den hoflandschen weg
weg totter hoeve toe (tot 't Hof toe) streckende van
den hoflande (tegenwoordig Prinsengracht ongeveer) tot
die Spoye toe, der is in begrepen dat groote zusterhuijs,
(op de latere Groote Markt), die suijtsijde van die
Vlamincstraat, dat suijteijnde aan beijde sijden, (d.i. de
Wagenstraat tot den St. Anthonisbrug) die suijtsijde
van der spoijstraat, die volregraft ende die westzijde
van der spoij.” De hoflandsche weg was dus de weg,
die liep langs de Spuistraat, de Vlamingstraat en de Laan.
Verder behoorde tot „den Veen” „die zuijtsijde van
de wege die tot Eijkenduijnen loopt (’t Westeinde)
totten hoflantsche weg toe, streckende van Westerbeeck