dit handvest genoemd worden, is niet meer doenlijk. Wel komen de meesten van de namen van de eigenaars dier hoeven reeds voor in de „Verclaringe” van 1334, waar we hen terug vinden „up ten veen” of „up die gheest”, maar daarmede hebben we de ligging hunner hoeven nog niet gevonden. Toch is het doenlijk gebleken, hoewel niemand ooit nog die grenzen had kunnen vaststellen, ze vrijwel nauwkeurig te mogen weervinden. De begrenzing van het dorp binnen de grachten dateert uit het begin der 17e eeuw, deze kan dus voor ons doel niet meetellen. Bij het opsporen der oudste grenzen is gebruik gemaakt van de volgende gegevens. Ie dat het dorp zelf nooit sluisgeld heeft betaald, ten rechte of ten onrechte laten we er buiten of met andere woorden, dat het dorp feitelijk uit het ambacht, waterschappelijk, was geëximeerd. Hier uit volgt dus, dat, als men de grenzen der verschillende polders naar de zijde van het dorp maar zoo nauwkeurig mogelijk kan vaststellen, men daarmede zoo dicht mogelijk nadert tot de grenzen van het oudste dorp. 2e dat in 16e en 17e eeuwsche acten steeds onder scheid wordt gemaakt tusschen den Haag als dorp en het ambacht, waarin het gelegen is en dat het naar alle kanten omgeeft, zoodat als we de ligging van ver schillende vaste goederen weten te bepalen ten opzichte van het dorp, we daarmede weer een stap naderen tot de grensbepaling. 3e dat het latere dorp sluisgeld betaalt aan Haagam- bacht voor die gronden, die van het ambacht bij het dorp zijn getrokken, zoodat als men de ligging dezer gronden kan vaststellen, men hierin wederom een gewichtig hulp middel heeft om de oude grenzen te kunnen vaststellen. 4e dat de grenzen van het dorp eigenlijk tot het be gin der 17e eeuw niet veranderd zijn. DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN 232

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 254