WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 239
De Riemer I, bl. 207.
2) Leenkamer, Reg. Privilegia.
naar het oosteinde van den Vijver, vanwaar de grens
bepaling begonnen werd.
De eerste grens, die we vonden van de uiterste
gracht naar de oostzijde van het Spui, ligt in het ver
lengde van de grens, die van ’t einde van de Lange
Houtstraat afkomt naar de uiterste gracht toe, zoodat
van 't eindpunt van de Lange Houtstraat de grens
precies Noord-Zuid liep langs de plaats van 't vroegere
duifhuis naar de oostzijde van het Spui. Het is in
overeenstemming met het voorafgaande, dat in een acte
van 25 Maart 1414 staat1), dat de Jacopinen d.i. de Kloos
terkerk, gelegen was in Haagambacht en in een acte van
beleening van 1415, uitgevaardigd door den Graaf,
wordt gesproken van „een woning metter hofstede, ge
legen in de Ambacht van der Hage, in de Nieuwe-
straete (de tegenwoordige Hooge Nieuwstraat) vóór de
Jacopijnen’’ 2).
Hiermede zijn dus met aan zekerheid grenzende waar
schijnlijkheid de grenzen van het oorspronkelijke dorp
aangegeven. Ze nog even recapituleerende zien we
dus, dat het oude dorp liep van de uiterste gracht van
het hof langs de oostzijde van het Spui ongeveer ter
hoogte van de tegenwoordige Kleine Bagijnestraat, dan
westwaarts langs de Gedempte Gracht, verder langs
de westzijde van de Wagenstraat, de zuidzijde Vla
mingstraat en de Laan, om dan naar het noorden om
te buigen langs de Assendelftstraat en Vleerstraat naar
de Korte Molenstraat, verder langs de Molenstraat en
waarschijnlijk langs de tegenwoordige Heulstraat over
Kneuterdijk en Vijverberg naar de Lange Houtstraat
en vandaar dwars over naar het beginpunt. Indien dit