DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN 240 Gem.-Archief. Keurboek van die Haghe I, fol. 77. 2) Morren, bl. 298. Leenk. Reg. Liber IV, fol. 133. zoo is, dan viel een gedeelte van den z.g. grafelijk- heidsgrond op het gebied van het dorp, terwijl ’t overige grafelijkheidsgebied in het ambacht viel. Deze grenzen trouwens stemmen op verrassende wijze overeen met die, welke in een oude keur van 1533 genoemd worden, voorzoover ze dan te achterhalen zijn. Deze keur, die mede betreft de suppoosten van den hove, waarom dan ook het Hof zijn sanctie er aan moet hechten, geeft maatregelen aan ter voorkoming van brand. De grenzen er in genoemd, geven juist naar de zuid- en westzijde, waarheen het dorp zich nog niet had uitgebreid, den ouden toestand weer. Aan het Spui wordt als grens genoemd, „den houten brugge”, d.i. de latere z.g. Lepelbrug, die ongeveer ter hoogte van de Gedempte Gracht over het Spui lag, terwijl tegenover dien brug aan de oostzijde van het Spui de latere Koekepoort lag, thans de nummers 62—68, even ten zuiden van de Kleine Bagijnestraat 2). Dit is dus precies dezelfde plaats, waar in het vooraf gaande de oude grens is gezocht. Verder wordt in deze keur als grens genoemd in het zuiden de St. Anthonis- brug en in het westen het Klooster in Bethlehem de Proostdij) in het Westeinde, dezelfde grenzen dus als die al reeds op andere wijze gevonden waren. e. Naast het verleende voorrecht in 1370 werden in „1373 XVIII dage in Meije” de bewoners van het dorp van der Haghe opnieuw begiftigd met voorrechten boven de andere inwoners van die Haghe 3), „Aelbrecht etc. doen cond allen luden, dat wi aenghesien hebben menighen trouwen dienst die ons onse goede luden van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 262