250 DE VERDWENEN HUIZEN PRINSEGRACHT 9 I lijkt mij onjuist, waar de priester op deze schilderij, ge tooid met Apollo’s lauweren, een hoofdrol speelt, die m, i. slechts bij de geschiedenis van Chryseïs past. De gebeurte nis wordt beschreven in het begin van Homerus’ Ilias. De schilder van dit deurstuk, vervaardiger ook van twee kleine ronde paneelen tot de tweede kamerbetimme ring behoorend, is Jean Humbert, als zoon van Pierre Humbert en Emilie de Superville in 1734 te Amsterdam geboren en in diezelfde stad in 1794 overleden. Volgens het bekende h.s.-Terwesten was hij leerling eerst van J. Fournier, zelf een te Parijs gevormd Franschman, en studeerde hij daarna te Parijs. Misschien is zijn Parijsche leermeester Joseph-Maria Vien (1716-1809) geweest, aca- démicien sinds 1754, de winnaar van den Grand Prix de Rome in 1743. Een der ronde schilderijtjes, die Humbert vervaardigde als deurstukken voor de tweede kamer betimmering, is n.l. een tamelijk nauwkeurige copie van Vien’s „Jeune Corinthienne ornant un vase de bronze avec une guirlande de fleurs’’, tentoongesteld in den Salon van 1761, waar de schilderij algemeene belang stelling verwekte als eerste uiting van het komend neo classicisme, als eerste schilderstuk met mythologisch of antiek onderwerp, waarbij niets meer van Boucher’s invloed te bespeuren viel, een eerste stap dus op den ontwikkelingsgang, die in David’s „Serment des Horaces” culmineerde. Een zekere stijlverwantschap, vooral in de figuren van den krijgsman opvallend, met C. A. Coypel en andere der laatste vertegenwoordigers van Lebrun’s ouder classicisme, naast den aangetoonden band met het nieuwe, dat met Vien aanving, toont aan hoe hier in Nederland dus ook op het gebied der mytholo gische schilderkunst het echte rococo (Boucher) zoo weinig invloed heeft gehad op het stijlgevoel van den beeldenden kunstenaar, dat de tot barok vergroeide re-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 273