252 DE VERDWENEN HUIZEN PRINSEGRACHT 9 genoemde stuk snijwerk is wederom een monogram, bestaande uit de letters A, M, W, C en S. De ver klaring van dit monogram is minder gemakkelijk dan die van het hierboven beschrevene. Het schijnt te moeten zijn samengesteld uit de initialen van Abraham Selkart van Wouw, procureur bij den Hove van Justitie, en Cornelia van Sevenhuysen, in 1682 gehuwd, die in 1697 verlof kregen van de Grafelijkheid van Holland (tot welker domein de Buitenhofgebouwen behoorden) tot verbouwing van de twee, tot dien tijd gescheiden perceelen, die door het ons bekende huis vervangen zijn. In 1698 werd, als gebruikelijk tegen een jaarlijksche recognitie aan de Grafelijkheid, die vergunning uitgebreid tot het hebben van een bordestrap en palen voor het huis. In of kort na dat jaar moet dus het afgebeelde houtsnijwerk ontstaan zijn, evenals het door Haringh geschilderde plafondstuk, dat thans in het Gemeente museum is geplaatst. De gedaante, die het huis toen kreeg, kennen wij uit een prent van Scheurleer uit 1758. Mevr, van Wouw had het huis geërfd van haren vader Frans van Sevenhuysen (in 1656 gehuwd met Corne lia Hanneman), die de beide kleine gebouwen, welke toen ter plaatse stonden, ondersch. in 1663 van A. Borreman en in 1687 van Mr. Laurens Ravens had gekocht. De erven Van Wouw verkochten in 1713 het huis aan Mr. Wolvert Nobeling, gehuwd met Johanna Kerby; wederom gaat het in andere handen over in 1750, thans aan P. de Lonnay. Uit zijn insolventen boedel verkoopen de curatoren het in 1755 aan J. v. d. Duyn wed. Nieuwpoort. Zij heeft het huis verhuurd; op Scheurleer’s reeds genoemde prent is, blijkens een naambord aan de muur bevestigd, de bewoner P. Gosse, de bekende Orangistische Zwitsersche uitgever, schoon vader van zijn landgenoot, den alhier werkzamen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 276