LEONARD TEMMINCK
257
17
eveneens. Zijn kleurengamma komt het best tot zijn
recht in eenkleurige stoffen; de mode steunde hem
daarin. Voor zijn talent was het komen der modes
van het Keizerrijk een tegenslagwat moest hij maken
van de strakke lijfjes en stijve pofmouwtjes der dames?
Wat voor aantrekkelijks was er voor den minnaar
van het teere grijs, dus ook van de gepoederde
lokkenkapsels, van de los opgestapelde of lang neer
vallende krullen der dames en van de even los gekapte
heerenhoofden met hun ruim uitgekamde haren en hun
enkelen, dikken bouclé, in de geplakte krulletjes der
empire dames en de stijve kortgekrulde of glad uitge
streken haren der heeren? Weliswaar zijn ook die
latere portretjes knap geschilderd, maar Temminck’s
bijzondere qualiteiten gaan erbij verloren. Een sterk
teekenaar is Temminck niet, vooral niet wanneer hij,
zooals hier, een arm en hand moet toevoegen aan de
buste, die voor hem geen bijzondere moeilijkheden op
leverde. Waren er meer van die vrij vroege portretjes
van den kunstenaar bekend en was niet tot voor kort de
verklaring van zijn monogram, de ineengestrengelde
L en T, in vergetelheid geraakt, dan zou hij onder de
verdienstelijke portretminiaturisten van alle landen en
alle tijden gerekend worden. Thans is hij een der vele
vergetenen, zoodat ieder voor den dag komend goed
staal zijner kunst verrast en aan een roemruchter meester
doet denken. Dat dit wel eens tot dwaasheden aan
leiding geeft bewijst deze catalogusbeschrijving van een
miniatuur in 1905 te Amsterdam geveild: „trés beau
travail de La Tour, avec son monogramme’’. Laat ons
hopen, dat tenminste de Belgische miniaturist Delatour,
en niet de groote Fransche pastellist is bedoeld geweest.