welke abt het geestelijk toezicht had over de parochie
die Haghe, dat, op verzoek van Albertus, paltsgraaf op
den Renus, enz. en van diens gemalin en zoon, die kapel
eene klok in haar daktorentje zoude mogen voeren en
in dezelfde kapel te fondeeren eene kapellanije van drie
missen ter weeke, en op 23 Febr. 1402 keurt hertog
Aelbrecht goed, dat voortaan de „ewige Capelrije”, in
voirsijden door mr. Jorijs „onse diener ende Huisgesinde
„gesticht op ’t heijlich crus outair in der kerck van der
Hage, ad 20 ffi’ Holl. 's jaers, ende dair wij ende onse
Nacomelingen tot ewigen dage die ghifte of hebben ende
gebruiken souden, van nu af sal bediend worden in de
capelle van Sinter Nyclaes gasthuus corteliken getym-
mert, dair dat Gasthuus van sinen gueden niet machtig
en is een capelrie te funderen en te maken, opdat die
siecken, die in den voirsz. Gasthuyse leggen sullen, in
zine ziekten misse horen en onsen Heere God dienen
mogen." (de Riemer I, blz. 441).
Blijkens volgende brief van 12 April 1404, door Hertog
Albrecht bevestigd en nader geregeld.
„Aelbrecht, enz. doen cont allen, want Meijster Jorijs,
die onse Dienre en Huijsgesinde was, binnen der Parochie
van der Hage stichte ende doteerde een ewige Capelrie,
daer wij en onse nacomelingen tot ewigen dagen die
ghifte of hebben ende gebruijken sullendie welke capelrie
wij voirtijts gegeven hebben Heere Willem Gherijtsz.
Priester, die die capelrie tot sommigen tijden verdient
IN HET DORP „DIE HAGHE”
269
t
J) Deze klok deed, blijkens de ordonnantie op de Buurwake van
16 April 1571, dienst bij voorkomenden brand, die ordonnantie toch
zegt„Gebieden voorts, zoo wanneer in ofte ontrent den Hage eenigen
brant gebeurt (dat God verhueden wille) dat men niet dan St. Nicolaes-
Gasthuis clocke cleppen en sal, op correctie als vooren, ende in tijden
van node van vijanden, de groote clocke1, (de Riemer I, bl. 440).