HET SINT-NICOLAAS-GASTHUIS
278
ontfanger-generael, in ’t Noordeinde gebouwde huis.
Voorts blijkt dat van af 1571, vermits die verandering
van tijt en die troubelen, enkele „verhuurde huiskens
desolaet ende verwoest of geruineert zijn blijven leggen1),
tal van incomsten verwert ende onbetaelt sijn gebleven,
nijet zonder costen noch groote moeijten van den rent
meester noch gebreck van veel schampige woorden,
also sommigen meijnden haer eenig nijet aff te geven.
Omstreeks Ao. 1552 schijnt de keuken vernieuwd te
zijn, althans in dat jaar komt voor depost; „een watersteen
gecoft en ghebesicht in de nijeutve keucken”.
Van nieuw-bouw of van vernieuwing blijkt verder
in de eerstvolgende rekeningen niets, wel uit die van
Ao. 1561 aan onderhoud, levering van materialen en
arbeidsloon aan de nuwe en aan de oude baijert; het
is waarschijnlijk laatstgenoemde, waarvan in de reke
ningen over 1633—1651 geregeld elk halfjaar XXV gl.
huur als ontvangst geboekt werd.
5 Hoe de toestand hier toen en in volgende jaren was, blijkt o.m.
uit een verzoekschrift door Burgemeesters ende Regierders van den
Hage in alder oijtmoet gericht aan Heeren Staten van Hollant,
daarin zeggende: „dat in den jaere LXXII de Spanjaerden alhyer
zeeckere lange tyt in garnisoen hebben gelegen, dat alstoen alle
middelen geheellijck zijn geconfineert ende uytgeput, dat daemae
den Raedt mette Spanjaerden vertrocken ende de Burgemeesteren ge
vlucht zijnde, den Hage langen tijt sonder eenige Versekeringe is ge
weest, blijvende geheel desolaet ende verlaeten, waernae deselve plaetse
bij de soldaeten van sijn Exüe is geoccupeert ende toen gecomen totter
vuysterste desolatie ende gheheelijcken geruineert ware geweest, ten
ware door middel van de pacificatie van Gendt het Hoff alhyer
weeder was gecomen ende daer deur de inwoenders gecourageert waeren
geweest, haer ghebroecken huysen weder te repareren ende habitabel
te maken”