daarom ter vermindering van brandgevaar van buiten en van binnen geheel met klei werden bestreken, af en toe zgn. werden gelijmd; 1502: „de 2 cleijne huijskens an ’t gasth. verhuurd elk voor 39 sc. een an Neel vijscoepster, en een aen ..Neeltgen 't appelwijf!7”. „De kellenaers, kelders, (1518). Kelders waren er meerdere, zij vroegen geen onderhoud en worden dus bijna niet genoemd, alleen in 1525„de kellenaer ver woest” enkele kwamen uit in de Lap-straat, er was o. m. een molken-kelder met eene welput. Het koeij-huijs (1529), de stal maakte een deel uit van het bou-huus; boven een gedeelte dezer stal was een turf-solre, langs een buitentrap toegankelijk; boven een ander gedeelte werd de tarwe bewaardin de stal is sprake van een „watertroch”, elders „van een houten back daer de beesten uut drincken, van de goete, (1530) van coydraet en van coezeel om de beesten te binden voorts van ,,'t scot, waarin de verckens leggen” en daarbij „van de bustel-pet,” de put of diepe cupe met het ver- kens-draf, „de bostel, deur 't bostel-wyff upte Spoije” jaar in jaar uit bij groote hoeveelheden geleverd; (1520), „een waghe cleijs, daer men die bostel-pet mede gemaect heeft’’. Met het woord in de rekening van 1532: ,,’t hoeij in den batch ende in de stal ende upte thijl,” wordt blijkbaar de deel bedoeld, in 1489 wordt gesproken van ,,’t cleen stalhuijs.” „De loedsen (1535): op het gasthuis-erf bevonden zich meerdere berg-loodsen, 1519; „de turfloedse nuw ge maect,” voorts „eene holt-loedse en die van de wagenen” en misschien mede eene tot berging van het riet en van de soden tot voortdurend herstel der daken. „Die louffije, luifel, (1529): „4 grote plancken an die louffije”; (1540); „van de loeuijff te maecken mitte plancken”. IN HET DORP „DIE HAGHE” 291 I X

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 320