294
HET SINT-NICOLAAS-GASTHUIS
was vervat onder de algemeene onderhoudsposten”.
Aanvankelijk woonden, met uitzondering der getrouwden,
de meeste proveniers niet afzonderlijk, maar de mannen
in de mannen- en de vrouwen in de vrouwen-zaal, aan
eene gemeenschappelijke tafel maaltijdend.
Reeds in de oudste der bewaard gebleven rekeningen,
in die van 1488 is sprake van „proveniere”.
1488: „van een arm wijf ken int gasthuijs gestorven,
9 VII s, van een cleijn huijsken dat sij vercoft hadde
over dat zij int gasth. quam.”
1497„van provenijrsters, die int gasthuijs zijn ghe-
nomen, in 't eerst een man met zijn wijf, van Haerlem,
angenome voor moer en vaer, daer voer ontf. 24
met codicien om eerst een jaar te proeffen, ende den
man ijsbrant vant sick dat hart den teijnde des jaers
niet en genoechde.”
1498: „van Jan Claes die in’t gasth. plachte wonen 8
1499: „van Lijsken Kolfmakers voer huer cost 64 “6*.”
1502: „dat gasthuijs beset en besproken dat beste
bedde met zijn toebehoeren.”
1506: „De ketelboeter, Dirck Claes was met zijn
huisvrouw int gasthuijs someijghe jaren, en naderhant
sijn huijsvrou ghestorven is, so heeft Dirck begeert ute
gasth. te wesen, en also als Dirck vn. tselfde dat hij
hadde hijr int gasth. ghebrocht, alst bliket in voergaende
rekenijnghe, so hebben wij meesters raet genomen mit
die pastoer van den hage en zijn cappelaen, om die
scientie te quijte en hebben Dirck voern. gheg. ende hij
wasser wel mede te vreden tot sijnen utganck 8 ffi.
item hijr heeft mede int. gasth, gheweest Claes Jacopz.,
die neve van Claes Nolijn en jaer of twe ende doer die
gracie Goets, so is Claes voern. redelic sijn lede mach-
tich gheworden also dat Claes begheerde ute gasth. te
wesen. En wij gasth. meesters hadde van hem ontf. alst