296
HET SINT-NICOLAAS-GASTHUIS
vleijs op
het verhemelte van
een block daer men
den, allengs ook hun comptoer in eene regenten-kamer.
Ao. 1640 werden aangekocht „voor di kamer 6 stacks
schilderije ad LX
Ao. 1642 bet „voor 5 schilderijen, hangen in't comp
toer van ’t gasthuijs LXXIII fc.”
Ao. 1652 bij gelegenheid van de vergrooting van het
gasthuis werd bet. voor een schoorsteenmantel, kenne
lijk voor dat vertrek, CLII U' X s. en den beeldtsnijder
bovendien nog XLII U’.
Ao. 1656 bet. Adrius de Haen voor ’t schilderen en
vergulden van den schoorsteenmantel LUI van nu
af komen er fusten voor eijcken blocken ten behoeve
van het haard-vuur.
„de schuijren, of loedsen, meest houten gebouwen,
met riet, of enkele zelfs met soden gedekt, worden bij
herhaling genoemd en dienden tot berging van brand
stoffen, gereedschappen, voorraden voor de beesten, enz.
„de (groote) slaap-zaal, later meestal de vrouwen-zaal
genoemd, was overhemeld, had een houten gewelf, had
een groote open haert en een tegelen vloer.
Ao. 1639 bet. het schilderen van
het vrouwen-huis XL ffi.
27 April 1686 werd bij contract Bossier opge
dragen het zuiveren van het gasthuis van ongedierte,
speciaal in de betsteden aanwezig; het gewelfsel der
vrouwen-sael zal hij voorts bestrijken met een vernis, zal
de daartoe noodige stijgering door de Heeren worden
bekostigd, die hem, wordt den eersten Oct. aenstaende
gantsch geen van het voors. ongedierte in den huijse
vernomen, sullen betalen de somme van 250 gl.
„het slachthuijs, dit was een onderdeel van de boer
derij of het bou-huus.
Ao. 1526 bet. „voor
hout X sc.”