dat oude
„het zijeck-huijsin 1504 is sprake van
zieckhuus, en het bouwen van een nieuw zieckhuis,
met: „balcken liggende op noten van witten steen’’,
boven die balken begon het verwufsel, dat Jan die
paep annam te stofferen, „elc vack om 11 ringl. en die
sloteyne ’t stuc om X st”.
„item XXI tafelen voor die betsteden”.
„item XX stoelen door den stoelendraijer te Delft doen
maecken voer die bedden.
„item C en vier pilaers om die gaelderie gesneden,”
waaruit blijkt, dat ter weerszijden der zaal boven langs de
bedden eene galerij was aangebracht, afgesloten met eene
leuning, waarvoor die pilaerkens dienden.
In die zaal werden voorts geplaatst 15 geschilderde
vensters, behalve „dat grote glas op dat oesteijende
gegeven door onsen genadichsten heere die conijnck
van Castijljen, ende dat grote glas op westeijnde door
meest. Jacop Gout, de rentmr. gener. v. noortholl.,’’
werden glazen geschonken door: „mij vrouwe van Was-
senaer,’’ door: „mij vrou van Assendelft,” door„mij
juffrou van Raephorst,’’ door mij. enz. enz.
1516: „reparacije van de stolen, (besloten stoelen),
dije int zijckh. staen, daar de zijecken daegelix in sitten
ende huer ghevoech op doen 16 sc.”
1516: „olije dije men des nachts in de lampe barnt
daer de zijcke liggen”.
In die zaal werd ten behoeve van de zieken, die niet
kapelwaarts konden gaan, om de mis te hooren, een outer
steen aangebracht en gewijd en eiken Vrijdag mis gelezen,
en in 1512 an thoen (int huis) in de Keijser (staende
in de Hoog-straat), toegestaan uit dat huis een doer-
ganck en poerte te maecken om die misse te horen in
’t nuwe gasthuijs.
IN HET DORP „DIE HAGHE”
299