HET SINT-NICOL AAS-GASTHUIS 306 „item dat ander joncwijf een half jaer huyr 3 U'. „item Pieter Maerten de gasth. knape elc jaer 6 Ao. 1519 was er in het zijeckhuis een uppermoer, een joncwijf en een onder joncwijf en in de coken mede een uppermoer, joncwijf en onder joncwijf, verder onse dienaer en onse ouden knecht, een enkel maal is er ook sprake van een „moeder regierste”. De binnen-moeder met de beide meyssens, hoezeer geholpen door de in het gasthuis opgenomenen, voor zoo veel daertoe in staat, had steeds volop werk en werd in drukke tijden bijgestaan door extra hulp. De moeder bracht in 't huis mee tot haar slaap- en beddegoed, al hetgeen daartoe noodig was, de meubelen die zij goed vond, alsmede haar kleeding en verschooning, en als deselve komt te overlijden gaat haar goed wederom aan haar erfgenamen sonder dat daarvan iets aan het huis blijft. De moeder trekt (zegt het memorieboekje van 1767) „alle jaaren hondert guldens tractement, een kermis en een nieuwe jaar. Van ieder mensch dat komt te sterven trekt de moeder drie gulden en als er wat overschiet nog een douceur van twee a drie gulden nadat de luijden siek sijn geweest.” Vooraf kreeg de moeder elk jaar 18 ellen linden, voor hemden en voorheen 2 hemden uit den voorraad en een paar schoenende beide dienstmaechden hadden elk 50 guldens loon en kregen elk 10 ellen linden. Het afleggen der overledenen geschiedt door de moeder en de beide meyssen, die daarvoor ontvingen, de moeder 3 gl. 3 st. en de beide meiden zaam 3 gl. 3 st. De als proveniers of commensalen opgenomenen moes ten bij hunne opname, althans in de XVIIde eeuw, elk aan de moeder 6 gl. ter hand stellen, waarvan 3 voor haar zelve en 3 voor de beijde meijden zaambij de komst van een nieuwe Regent en Regentes ontvingen zij van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 335