HET SINT-NICOL A AS-GASTHUIS
330
en dese met haver gemest voor het mael op gasthuijs
kermijsse in de maendt van Sept.”
Tegen de vasten vooral werd er veel droechde vijs
aangekocht, als stroe- en stove-buckijngs, of een 380
buckinchs van de beste utghelesen, een 40 snees droech
scullen gespuwde en ongespouwde droechde scollen,
meerdere heele of halve vaten harinck, voorts stroe-
een enkle maal aberdaense vis of
sprots, stocvisch en,
een steur.
In de vasten werd de versche visch in olie ge
bakken: „XX stope olije of een tonnetgen raepolije
dije men in de coken behoef”. Ten behoeve van de
slacht in November deed men in October eenige tonne
of sacke souts op, terwijl op de marktdagen „ter
verscher marct ghehaelt” werd gekocht „provandije in
alle manijere voer dij coken,” enzulks elke maand geboekt
al wat er voor de fine en voor de slechte coken, zooals
dat heette, noodig geacht werd; als arweten, blaeuwe
en witte arweten, een heel sticke vighen, een heel stuck
rozijnen, honich, mosterdsaet, sukerbroot of brootsuker
of poijer-suker, enz.; cruut, specerijen en peper werden
meest gehaald bij den apotheker, evenals de noodige wijn,
de rommenije, de Spaense en de witte wijn, geleverd
in cruijcken en dan volgens utwijsinghe van den kerfstock
later verrekend, evenals de misse-wijn.
Ao 1539: „7 canne wijns en een pinte ghehaelt up
paesdach voer die arme XVII s. VII d.
Bij den backer, die het noodige brood leverde, als
de eigen oven in reparacie was, werd ook gehaald het
wittebroet voor crancke zijecke menschen (1511) en voor
enkele proveniers, die het gestichts-brood niet wensch-
ten te eten, en mede voor de fine keucken in de vasten,
en mede de vlaeden, ten zij Griete, de eigen backster,
deze bakte.