hoorde mede die voor aankoop van tarwe ter maling
van het noodige brood en van gerst, doch meer nog
van tonnen bustels, gekocht bij het bus tel-wijf upte spoije,
ter mesting der varkensterwijl voor de op stal staende
koeien en ossen een 35 of meer wagenvrachten hoijs van
het eigen land werden aangevoerd en in de barch gheleit.
De belangrijkste uitgave echter was die voor het
noodige lindewaed, waartoe de gasthuisvrouwen ge
regeld groote hoeveelheden vlas aankochten, dat na
gehekeld te zijn, tot garen werd gesponnen in het huis,
welke webben garens, na aldaar gesied te zijn met weed-
asch en potasch, dan door den lijndewever werden ge
weven tot linde lakens van 32 tot 50 ellen, die na
gebleijckt te zijn, door de vrouwen werden verwerkt tot
slaepelakens, taeffellakens, kussenslopen (fluwijnen), ser-
vietten, hemden, broeken, scorte, cleeden, hoeftdoeken,
enz, grove tot vaetdoeken en minder grove tot handdoeken.
Een zeer groote voorraad was daarvan noodig, het
dienend personeel kreeg elk, behalve zijn loon, 's jaars
2 nieuwe hemden en menig arme zieke, die hersteld het
huis verliet, kreeg een paar hemden, soms ook nog een
laken mee; een voorraad elk jaar dan ook aangevuld.
De linnen-camer en de linnen-caste stond onder zorg
vuldig beheer van een der gasthuis-vrouwen, welke
aan de inwonende oude lieden jaarlijks hemden en ander
ondergoed uitdeelde. Heel veel huisraad werd er niet
aangekocht, althans niet in de rekeningen vermeld. De
proveniers toch hadden alle hun eigen huisraad meege
bracht, hun eigen kisten of kasten en de zieken hadden
hun bedstede met taffelken en stole en stilleken en
stove, terwijl zoo noodig een tinne vlesse de dienst van
een warme kruik verrichtte of met de coperen vierpanne
het bed werd verwarmd.
Aarde-werk werd er bijna niet gevonden in middel-
HET SINT-NICOLAAS-GASTHUIS
332