1
IN HET DORP „DIE HAGHE”
333
van
eeuwschen tijd ten zij bier-cruijckenvan tin worden ge
noemd: cannen, commen, coppen, croesen, candelaers,
een lavoer of lampet, lepels, mosterdpotten, platelen,
scuttels, soutvaten, enz. de borden waren aanvankelijk
van hout en werden, bij honderden tegelijk soms, ver
vaardigd en geleverd door Arij den sceutteldraijer.
In de grote coken was een lange rechtbank en boven
deze op een stellade stond het tin-gerei, naar grootte
gerangschikt, voorts waren er eenige scraag-tafels, een of
verschillende tinne maet-kannen en
Uit eene memorie over de jaren 1644.51 blijkt, dat er toen, be
halve het eigen tin-gerei door elk der proveniers ingebracht, aan
wezig waren, voor de maaltijden der Regenten36 talijoeren of banket-
schotels, 6 booter-schotels, 4 saucieren, 3 kandelaers, 1 wijnkan en
2 mostert-potten,voorts50 lepels zonder en met houten stelen,
27 holle commen voor de betsteen, 16 platte commen, 12 flessen, 3
kroesen, een spoegbecken, een ondersteec, een waterpot met een
klein pottie.
De bottelrije had tal
mede 2 blieken.
Herhaaldelijk blijkt uit de rekeningen, dat men oud tin, onder
bijbetaling, tegen nieuw omruilde, en dit alsdan door den goudsmit
met het gasthuijs-teijeken, werd gestempeld.
Een post van Ao. 1537: „bet. van een ijser te steecken daer men
dat tijnnen werek mede teijekent datter voor 't zijeckhuijs ghemaect
was I s. VI d.
Blijkens de tin-inventaris 8 Juny 1628 door de vier buijtemoers
gemaect, bevatte toen de tin-kast het volgendeeen tinne becken met
lampet; 2 plaetele van 5 4 plaetele van 4 iC4 id. van 4*/2 tl’;
1 id. van 3 k; 6 id. van 2*/a 8 id. van 2 6 id. van P/j
5 id. van 5 en 6 groete sossijne.
Voorts: III doesijn tinne telijoeren, XX telijoeren voer die oude
luijden, XII huspot-scoetele voer die oude luijden, XXX commen
ofte warmoes-scoetele, III1 tijnne soutvaten. II tijnne schenck-kannen,
V tijnne tresoer kannekens, III tijnne pispotten, XII tijnne flessen om
in beddens te setten, I tijnne beckantgen, XIX commeken met XIX
cannekens voer die vrouwen haar betsteen.
In het manshuys voer die betsteen VIII commekens met VII tijnne
kannetjens.”