IN HET DORP „DIE HAGHE” 343 Zoo was o. m. Ao. 1580 het huijsken daer Seger de uytroeper inne Papestraat innewoent, so ontramspaneert, dat hij geduyrende sijn huijer niet drech doerin heeft moegen sitten, daerom de huijr ad IIII ir 's jaers niet betalend, begerende tselve tot sijne coste voor de huijer wel te repareren. het betalen XXXIII VI s. VIII d.in Ao. 1508 betalen an rutergelt mitten buijren van den hage en de dat tot vijf termijnen toe, belopende in als te samen: III ft'bedragen wel niet alle drukkend, maar toch be wijzend, dat dit huis der liefdadigheid daarin niet werd ontzien. Van ernstiger aard echter was de tijd van einde 1571 tot einde 1577, toen van wege hun beleg van Leiden, de Spanjaarden zich hier kwamen nestelen en den Haag verlaten was door den Stadhouder, door de Supposten van het hof, door de edelen en door de principaelste burgers, door al wat naar Delft vlugten kon. Den Haag stond toen open voor roof, plundering en brandstichting, handel en bedrijf stonden stil zoodat het gasthuis in meer dan tienvoudig leed en ellende dagelijks had te voorzien. Zijn waeg en wanthuis brachten toen zoo goed als niets op, vele zijner eigen huizen waren onbewoond of ge- ruineerd; de pachten, huren en renten kwamen niet in, de gasthuismeesters waren en bleven afwezig In 1575 stelden die van Delft zelfs in allen ernst voor, door haar schutters den Haag maar te doen plat branden, opdat de vijand er geen verblijf meer kon vinden. Dat zijn de moeilijkste jaren van het huis ge weest, geen wonder dat er over dat tijdvak geen reke ningen aanwezig zijn, en dat de Rentmeester, Jacob Stalpert, Ao. 1580 heel wat last had om van den grooten achterstand in betalingen, nog een gedeelte een 1157 ÏL' binnen te krijgen en „daarover dan ook heel wat scham pere woorden bij het innen had te hooren”, zegt hij.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 373