IN HET DORP „DIE HAGHE" 345 onderhouden werden, welk Gasthuis daartoe bij dien Grave met schoone goederen, nae de gelegentheit van die tijden begiftigd is geweest. Ende heeft voors. Graef, ook gewild, dat voor eerst die Suppoosten ende Dienaeren van den Hove, die door ongeluk ofte andersins mogten tot armoede geraken, in die voors. Gasthuijs souden werden onderhouden.” Den lesten April 1673 werd aan den Ed. Hoove van Hollant een brief gericht, waarin door eenige inwoonders van den Hage de Regenten werden beticht, „dat sij met seclusie van de orthodoxe ende ware gereformeerde religie, enkel opnamen lieden van de remonstrantsche gesinte, en het dienstpersoneel van de gereformeerde religie uit sloegen om het door remonstrants personeel te vervan gen, het Hof daarom verzoekende, te willen ingrijpen.” Regenten toonden in een uitvoerig schrijven aan, dat hen gebleken is, ,,dat die aanklacht het gevolg is van het feit, dat aan de Binnen-moeder de huur is opgezegd deze ongaarne vertrekkend, en zich sterk gevoelend op het punt van religie, heeft die beweging opgezet. ,,Het in den brief beweerde, is ten eenemale onwaar en de Binnen-moeder, wie is zij? Slechts de opperste meide, om loon gehuurd als alle dienstboden, een gods- penningh genietende bij aanname en elk half jaar haar loon genietende, met de emmer aan de arm met de Buijtenmoeder ter markt gaande en die men niet langer behoeft te houden dan men wil, heur loon betaald zijnde, als aan de meijssens-dienstboden.” Regenten verzochten dan ook Sijne Hoogheidt: ,,op dit smaedschrift het gasthuis lelijck denigrerende en dat tot muijterije en oproer kon lijden, veel quaets resul terende, nae desselfs hooge wijsheijdt en voorsichtig- heijdt te versien.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 375