IN HET DORP „DIE HAGHE”
351
vol zon en vol lucht, een tuin, waarop alle kamers en zalen
uitzien, zooals in de vroegere Begijn-hoven, zooals in
zoo menig oud Hofje.
Hoe eene XÏIIe eeuwsche gasthuis-zaal er uitzag, hoe
eene XlVe eeuwsche, hoe eene XVIIIe eeuwsche, blijkt
uit verschillende, nog uit dien tijd bestaande zalen,
waarvan de belangrijkste zijn, uit de XÏIIe eeuw,
de groote zaal van de Bijlocque te Gent, die van
het gasthuis te Tonnerre, in Frankrijk en die in het
Heilige-Geest-gast-huis te Lübeck, eene zaal, breed
13.90 M., lang 88 M, hoog onder de nok 19 M., met
127 alcoof-bedden, in vier rijen door 2 zgn. straten,
verdeeld.
Het merkwaardigste nog bestaande XVe eeuwsche
gasthuis is dat te Beaune in BourgogneEngeland bezit
nog tal van gasthuis-typen uit dien tijd (zie Miss. M.
Claij „the Mediaeval Hospitals of England”). Ons land
bezit er geen enkel meer, wij moeten ons tevreden stellen
met afbeeldingen op oude schilderijen, waaronder het
waardevolste is, dat van zeven werken van Barmhartig
heid uit de St. Laurenskerk te Alkmaar Ao. 1504 en
geschilderd door Jacob Cornelisz. van Oostzanen.
Daarvan stelt het eerste tafreel voor het verplegen
van zieken, een inzicht gevend in twee ineen loopende
gasthuis-zalen. De voorste zaal heeft een tegelen
vloer en eene galerij boven langs de bedden; de
zieke ligt, zooals oudtijds gebruikelijk was, geheel ont
kleed te bed; op een leunstoel met hoogen rug voor
het bed zit de docter, de polsslagen tellendede gast-
huis-moeder komt binnen met een bierkan en staat te
spreken met vier in lange mantels gekleede bezoekers.
In de achter-zaal, met open haard op ’t einde, met eene
zoldering van balken, zit op den houten vloer een pa-