IN HET DORP „DIE HAGHE”
353
eigenaartige taak-wisseling, dat, trots tal van wederwaar
digheden, als zelfstandige instelling is blijven bestaan,
van vóór Ao. 1355 af tot nu, en dat nog steeds dienst
doet, ai zij het dan ook maar betreffende een klein
onderdeel van zijn vroegere taak.
Het was geen grootsche stichting, alles behalve.
Gesticht op een doelmatiger terrein van tien- of meer
voudige grootte, had het zich kunnen ontwikkelen eerst
tot een XVde eeuwsch en van dit tot een XVIIde eeuwsch
Gasthuis van beteekenis, zooals het buitenland deze
nog bezit, doch dat was het niet, het was en bleef
dus een voortdurend zich behelpen, met opoffering
eindelijk van bijna elk stukje vrije grond, met opoffe
ring ten slotte van al zijn bedrijfs-gebouwen. En dat
niet alleen, maar het verloor tevens bij het hooger worden
van de omgelegen gebouwen zijn zon, zijn lucht, zijn
uitzicht, en, bij het drukker worden van het verkeer en
van de markt, ook de noodige rust voor zijn zieken, voor
zijn herstellenden, voor zijn kreupelen, voor zijn oudjes.
Aan het in geschrifte bewaard geblevene, hoe waarde
vol ook in zich, ontbreekt bovendien nog zeer veel,
namentlijk, alles omtrent de 132 eerste bestaans-jaren
van af 1355 tot en met 1487 en over de moeilijkste
jaren, die van 1572 tot 1585, missen alle rekeningen.
Enkel uit de herhaalde rekwesten door de Regenten
tot de Heeren Staten gericht, blijkt de „hoechdringende
noot ender groete benautheijt ende behoeften van arme
in den Gasthuijse wesende, die ook dagelijcx, ter oor-
saecke van den benauden tijt vermeeren”.
In 1608 nog, schrijven die meesters van St.-Gasthuijs
alhier in den Hage, aan mijn Hoog Mogende Heeren,
mijn heeren de Gecommitteerde Raden van de Staten van
Holl. en Westvrieslant dat zij, vermits de groote duerte
tegenwoordelijck nijet wel en kan onderhouden 't groot
23