382 BIJLAGE II hoezeer De Commissie voorn(oemd). dit legaat gemaakt is, zouden betwisten en uwe Commissie van Financiën vertrouwt, dat hier tegen gegronde aanmerkingen te maken zijn, zoo is het echter niet te ontkennen, dat die sustenue der erfgenamen met den letter der wet, met veel schijn kan worden ver dedigd en de ondervinding heeft dikwerf geleerd dat men als dan op eene regterlijke uitspraak met gene volkomene zekerheid kan rekenen. Doch, deze beide laatste bedenkingen zelfs daargelaten zijnde, zoo vermeent uwe Commissie van Financiën in allengevalle uit hoofde van den ongunstigen staat der bibliotheek zelve en de groote onkosten welke zoo aanvankelijk als jaarlijks tot het in stand brengen en houden van dezelve zouden benodigd zijn en eindelijk van het weinig nut ’t geen thans uit deze Bibliotheek na het bestaan der Koninklijke Bibliotheek in deze Residentie voor de ingezetenen zoude voortvloeijen, U ed(el)achtb(aren) te moeten adviseren, dat aan de Bewindhebbenden in den boedel van den Heer Meerman worde te kennen gegeven dat de Regering der stad ’s-Gravenhage, schoon met erkentenis van de gunstige welwillendheid van wijlen den Heer Meerman voor het aangeboden legaat van zijne Bibliotheek en de gevolgen van dien beleefdelijk bedankt, terwijl daarmede dan ook tevens het legaat van Mevrouw Meerman van hare zeldzaamheden ca. als een gevolg van de dispositie van haren echtgenoot van zelve komt te ver vallen. En hiermede vertrouwd de Commissie aan den haar opgedragen last voldaan te hebben en onderwerpt haar gevoelen aan het verlicht oordeel van den Raad.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 416