OP LEVEN EN DOOD
402
te coemen geschreven hadde waarna hij om drie uur
tot den Prins werd toegelaten „in zijn caemer ten huyse
van Matthijs Barck.” De ontvangst was hartelijk ge
weest, doch de Prins zelf was ernstig en gedrukt en
„in presentie van veel ommestanders” had hij zich al
dus uitgelaten„Ic wilde wel, dat sommige die saecke
soe ter harten naemen als ic doe, die saecken souden
beeter gaen dan die altans doen ende die vianden sou
den hem wel gewacht hebben, hem weeder hier in ”t land
te begeeven,” seggende t selve mit een groote versuch-
tinge; niettemin Zijner Excellentie verhoopt in corts
sulcke ordre te stellen soe verre een yegelick zijn
behoerlicke devoir doen wil dat die vianden mit die
hulpe van Godt hier niet langer blijven sullen.” En
nauw waren deze woorden geuit, of een nieuwe Jobs
tijding uit Gouda verwittigde den Prins, „dat die vi-
andt drie geweldige stormen op de schans van Alphen
gedaen hadde, versouckende dairom die van Der Goude,
dat Zijner Excellentie ordre wilde schicken, dat onse
soldaten in deselfde schanse leggende, ontset mochten
worden, t welk Zijner Excellentie oic terstondt gedaen
soude hebben gehadt, ten waer cappeteyn Sester (lees:
Chester) bij Zijnre Excellentie terstondt daernae coo-
mende, denzelffden Zijner Excellentie annegedient hadde,
dat die voorseyde schans in de vierde storm bij den
viandt overvallen was ende dat, deurdien dat onse sol
daten geene meer cruyt en hadden, daervan oic die
viandt goede advertentie hadde gehadt, soedat Zijner
Excellentie daerinne niet welgemoet was, bisonder,
deurdien dat daer bij sommigen niet beschickt en was,
dat die soldaeten in soedaenige schansen van impor
tantie leggende, van cruyt niet versien en waren, seg
gende Zijner Excellentie: „wij sullen wel meer verliesen,
soe verre diegeene, die t regement bevoelen es, die