DE BEHUIZING VAN DE EERSTE KAMER 28 I „In het Gewelf daer staen de Volck’ren uytgebeelt, Gelijck de Rijken door de Werelt zijn verdeelt”. (’s Graven-Hage met de voornaamste plaetsen en vermaecklijkheden door Jacob van der Does, rechtsgeleerde, 1668.) de Besognekamer, welke nu tot koffiekamer dient. Boven dit vertrek was de Charterkamer, thans gebruikt tot berging van meubelen enz. De groote vergaderzaal maakt door hare afmetingen en door haar geschilderd plafond eenen statigen indruk. Zij is breed 13,80 meter, lang 20,60 meter en hoog 11,65 meter. Smaakvol en rijk was zij ingericht, zooals gemakkelijk kan worden opgemaakt uit hetgeen thans nog overig is. De vijf vensters waren als schuiframen gemaakt, wat toen eene nieuwigheid was, en de ruiten met wapens beschilderd; boven elk van die vensters waren kleine vierkante ramen aangebracht. De houten koepelvormige zoldering is geschilderd door de Haagsche schilders Andries de Haen en Nicolaas Wielingh. Zij is verdeeld in vijftien vakken op drie rijen, waarvan de vier hoekpaneelen en de twee uiterste in den middenboog met blad- en bloemfestoenen zijn beschilderd. In de overige vakken zijn geschilderd ovale paneelen. Het middelste is echter rond, vertoonende figuren, typen van verschillende volken der aarde, die over den rand van het ovaal belangstellend naar beneden in de zaal kijken.1) Goed komen de koppen uit tegen een fond van eene eenigszins bewolkte, lichtblauw gehouden lucht. Naarmate zij meer van het midden verwijderd zijn, buigen de figuren zich verder over den rand. Zij zijn vol leven en geestig is die van een roodharigen jongen man, die een been over den rand heeft geslagen om in de zaal af te dalen. De overlevering wil, dat de schilder met die figuur heeft bedoeld onzen grooten antagonist

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 43