OP LEVEN EN DOOD
408
Zie bijlage H.
2) Zie bijlage I.
gordel van versterkingen steeds nauwer om Leiden toe
en zelfs bleken zij weldra heer en meester op de Hol-
landsche kust. Den 17d™ Juni richtten de raadsheeren
van den Hove een ernstig vertoog tot den Prins, die
zich op aanmaning van dit college te Rotterdam geves
tigd had, inhoudende het bericht, dat de te Scheveningen
gelegerde Spanjaarden daags te voren een schuit met
40 last koren uit de Oostzee hadden aangebracht, een
dubbel nadeel, daar het te voorzien was, dat zij met
de voor goeden prijs verklaarde buis hun reeds aan
wezige vloot zouden versterken, waarom zij bij den
Prins op tegenmaatregelen aandrongen. Maar deze
was tot handelen niet in staat, zoo antwoordde hij nog
den eigen dag in een brief vol weemoed over de ge
ringe medewerking der Staten. 2) ,,Wij en saegen nyet
lievers, dan dattet in ons vermogen waere volgens onse
begeerte daerinne te versien ende hadden uyt dier oir-
saecken wel voir drye maenden den Staten voorgehou
den geheel noodich te zijn, om zulcke ende diergelicken
inconvenienten te verhueden, eene goede quantiteyt
schepen alhier in Hollant ter oorlogen toe te rusten - -
Maer alsoe die saecken in desen ende andere tot noch
toe zeer slappelick toegegaen zijn, moeten wij ’t zelve
aensien ter tijt ende wijlen God Almachtich daerinne
belieft te versien.”
En toch werd het krijgsvertoon des vijands op de
kust steeds dreigender., Een ongedateerd schrijven van
den griffier van het Hof van Holland aan den Prins
doet mededeeling van het feit, „dat tot Scheveninge
toegerust zijn zeven caegerschuyten mit vrijbuyters
daerop, die alle daege offvaeren sullen, omme dairmeede