en uiterst bekwame figuur, met den rekenmeester Duyck en Cornells Corneliszoon van Delft als krijgscommis- sarissen naar Charlois, Poortugaal en Pernis getogen om werkkrachten op te commandeeren voor den arbeid aan de op te werpen verschansingen aan de Schie, doch de opgeroepenen hadden in zeer onvoldoende mate aan het bevel gehoor gegeven, waarom men er op aandrong, Delfshaven en Overschie krachtig te versterken en ver der langs de geheele Schie bouwvallen, mest- en riet- hoopen en verder alle verhoogde punten zooveel mo gelijk te slechten, teneinde den vijand iedere dekking te onthouden. Het verzoek bleef niet zonder uitwerking en 's Hofs griffier Barthold Ernst ontwierp terstond een plakkaat op naam van den Prins, waarbij aan de omwonenden werd gelast, de krijgscommissarissen te gehoorzamen en den aangewezen arbeid te verrichten. L) Inmiddels had de Prins een zeer aanzienlijke verster king tusschen Delft en Overschie aan de Poldervaart doen opwerpen, opdat de stad Delft niet van de zuid zijde zou worden ingesloten en afgesneden van den Maaskant, van Rotterdam en Schiedam, vanwaar alle toevoer geschieden en eventueele hulp opdagen moest. Hierop was ’s vijands aandacht gevestigd en zijn be geerlijkheid gericht. Vandaar dat Valdez aan Requesens, den nieuwen landvoogd, verzocht, hem ten spoedigste nog eenige compagnieën te doen toekomen, die weldra onder don Juliaan Romero gereed stonden den aanval te wagen, versterkt met 27 vendels oudere, goed ge oefende en gedisciplineerde soldaten van de regimenten van don Rodrigo de Toledo en don Gonsalo de Bra- camonte, terwijl nog 12 vendels onder Valdez zelven aan deze geconcentreerde macht werden toegevoegd.2) OP LEVEN EN DOOD 411 Hof 4592. 2) Bor I, biz. 548 (uitg. 1679).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 445