OP LEVEN EN DOOD
412
Steeds verder waren allengs de voorposten opgescho
ven en reeds had de vijand zich aan gene zijde van de
Hoornbrug sterk verschanst, toen den 29sten Juni de aan
val op s Prinsen versterking nog min of meer onver
wacht geschiedde, terwijl te voren de noodige bruggen
over vaarten en tochten geslagen waren.
Maar van de zijde der geuzen was men voldoende
voorbereid. Even geweldig als de attaque was geweest,
zoo krachtig was de verdediging. De „furieuse aenval”
liep te pletter en niet alleen werd de vijand afgeslagen,
maar ook in het aftrekken dermate bestookt door de
uitvallende Delvenaars, dat meer dan 400 Spaansche
krijgers het leven lieten en een even groot aantal doode
lijk was gekwetst, terwijl aan 's Prinsen zijde slechts een
verlies van 20 manschappen te betreuren viel.
Maar het vijandelijk nest aan de Hoornbrug bleef
het pistool op de borst van het ernstig bedreigde Delft.
De déblacle van den 29sten Juni mocht een hernieuwde
les voor den aanvaller zijn om de macht der Geuzen
niet te onderschatten, het was evenmin te verwachten,
dat deze eerste aanslag niet zou worden herhaald. Drie
weken daarna scheen de vijand zich dan ook reeds ge
heel te hebben hersteld en het plan te hebben gevormd,
opnieuw een overrompelingspoging te wagen. Den 24«ten
Juli had Barthold Ernst, de griffier van den Hove, be
richt ontvangen, dat het andermaal op Delft gemunt
was. Het plan van aanval was echter ditmaal gewij
zigd. Het doel zou zijn het front naar voren te brengen
en „eenige schansen op te werpen tot aen de Schie
omtrent het galgeveld, waerdeure wij seer benaeuwt
souden worden, omme egeene correspondentie met Uwer
Exc(ellencie) en andren steden te mogen houden”, voegt
Ernst er eenigszins bezorgd bij in den brief, waarin hij
nog dien eigen 24«=n Juli aan den Prins mededeeling deed