Doch de genoemde dorpen waren met de contri-
bueering voortgegaan, tot de regeering op het einde
van dat jaar plotseling met kracht ingreep. Op Oude
jaarsdag 1575 had te Leiden het verhoor plaats van
een zekeren Willem Dammasz. van Warmond, sedert
eenigen tijd aldaar woonachtig en gedurende enkele
dagen gevangene van den schout, die verklaarde, dat
ook na het desbetreffend plakkaat de dorpen Warmond,
Oegstgeest, Voorhout, Noordwijk-Binnen en -aan Zee,
Noordwijkerhout, de beide Katwijken, Valkenburg,
Voorschoten, Alkemade en Wassenaar „mitsgaeders
die van Schevelinge buyten eenige last, authorisatie
ofte consent van Zyn Ex(cellen)cie, die Staeten des
lants ofte eenige andere behoorlycke overheyden, noch
evenwel tot noch toe hebben gecontribueert ende
gelevert aan handen van den voorszeyden Verdugo
en de schout van Haerlem, te weten voor de maent
van October hondert daelders, voor de maent van
November hondert guldens ende voor de maent van
December hondert guldens”, zonder te weten, of Oegst
geest ook na het verbod nog had bijgedragen. Ook
Zacharias Matthijszoon, ambachtsbewaarder van War
mond, verklaarde hetzelfde ten aanzien van de dorpen
„tusschen Haerlem ende Den Hage aen de hoge zijde
gelegen”, terwijl Cornells Dircxs Ket, ambachtsbewaarder
van Rijnsburg, Lubbrant Pietersz., gezworene te Katwijk-
aan-Zee, Wouter Janszoon, Adriaen Coenensz, Jonge
Willeboort Willemsz. en Jan Cornelisz. alias Dogger,
alle vier huurlieden van Scheveningen, Lauweris Jansz.
en Jan Cornelisz. Colei, ambachtsbewaarders van Voor
schoten en nog eenige anderen de merkwaardige
verklaring aflegden, dat de „bewuste contributie ende
OP LEVEN EN DOOD
420
Zie Index „Geuzentijd”. Hij
was toen 61 jaar.