stilzaete” volgens overeenkomst met de Spaansche
overheid te Haarlem nog tot 1 Mei a.s. verschuldigd
was, „daervooren zij met alle heure goeden zullen zitten
vrij ende onbeschadicht,” en dat zij zelfs ten behoeve
van de Westlandsche dorpen honderd daalders hadden
gestort, waarvan zij echter slechts gedeeltelijk restitutie
hadden verkregen.
Het behoeft geen betoog, dat tegen de overtreders
van 's Prinsen gebod streng werd opgetreden. Eenigen
van hen althans, onder wie Willem Dammasz., Zacharias
Matthijsz. en Cornelis Diricx Schuyrman, die de hoofd
schuldigen schijnen geweest te zijn, werden veroordeeld
aan den lijve gestraft te worden, doch vroegen in
Januari van het komende jaar pardon, dat echter, naar
het mij voorkomt, niet werd verleend.
Nog meer dan een vol jaar duurde deze min of meer
gevaarlijke toestand voort: den 22“ Januari 1577 werd
de „satisfactie” van Haarlem geteekend en den len
Maart verlieten de Spaansche troepen die veste, het
oogenblik, dat door Leiden met spanning was tegemoet
gezien en dat voor de geheele kuststrook van ’t Zuid-
hollandsche vasteland door de verzekering van zijn
veiligheid de kroon zette op den heroïschen strijd voor
recht en vrijheid.
OP LEVEN EN DOOD
421
Hof 4592.