BIJLAGE I 432 Treslong. Bijlage derde rekening (Alg. R. A. Auditie 200). 2) Ibid. 3) Ibid. 4) Rekening van Alard Pietersz. van Hoencop van Febr.Aug. voor het proviandeeren van de Zeeuwsche hulpvloot. (Alg. R. A. Holland 199). 6) Zie noot 1. van den admiraal W. Bloys van gaf deze aan Treslong kennis- van zijn voornemen „eenen edelman naer Ingelandt aff te veerdighen binnen eenen dach of twee”, waarom hij hem opdroeg, „indien het boot, t welck voir de commissarissen gereet is gemaeckt geweest, alsnoch in Den Briel is, ghij t selve voir de voirsz(eyde) edelman wilt doen gereet houden oft een ander in alder diligentie laeten veerdich maecken",1). Den 21en Febr. '73 zijn het „le sieur de Manse et le secretaire de mon frère le conté Louys”, die gereed staan naar Engeland te reizen en weer verzoekt de Prins convooi van eenige schepen „pour s'y rendre plus surement” 2). Ook de graaf de Barby, die den Prins op zijn tocht naar Holland had vergezeld en den 23en Febr. 1573 reeds plannen voor de thuisreis scheen te hebben, was, naar de Prins beweerde, voor particuliere zaken omstreeks Paschen naar Emden gegaan en ook voor hem was op bescherming door de vloot gerekend3). In Maart '73 werd kapitein Willem Pietersz. aan de vloot onttrokken, om Boisot naar Enkhuizen te convoyeeren 4). Boven dien eischte de bescherming van Zeeland de slag tegen de vloot uit Antwerpen had den 21en April '73 plaats destijds bijzondere zorg. Door dit alles waren reeds toen den Prins de handen gebonden. Toch deed hij alles, om te wijzen op de noodzakelijkheid van het versterken van de krijgsmacht ter zee. Den 17en Januari 1573 schreef hij uit Delft aan Treslong: „je suis présentement de bon lieu adverty que le due d'Alve faict en diligence appresté et équipper a Ostende en Flandres plusieurs petits batteaulx qu’on appelle pynques pour avecq icelies ravaictuailler pardeqa son camp devant la ville de Haerlem”, waarbij hij verzocht dit zooveel mogelijk te beletten door de uitrusting van een dergelijke vloot5). In Juni ’73 is de toestand nog niets beter. Den 11 en van die maand richt de Prins zich uit Leiden andermaal tot Treslong„Alzo wij dagelicx veele ende diversche dachten hebben, dat onse volck, commende ende treckende in Water- lant ende oick andere coopluyden, lanex de strange varende, ons toegedaen, dagelicx gevangen ende berooft wordden van den vijanden, die tot Wijck-op-Zee ettelicke schuyten hebben, daermede zij onse

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 466