BIJLAGE L.
Hof 4592.
21 Juni 1574.
An de Exc(ellentie)
Deurluchtige Hoochgeboorne Furst, Genaedige Heer.
Wij zijn in t secreet bij eenigen ons toegedaene vrunden, hem bij
de vianden onthoudende, onderrecht, dat die Spangers, geleegen heb
bende in Den Haege ende daeromtrent, mit veel paerden altans zijn
in de Veenen T) ende dat dieselve van meeninge zijn een versouck ende
een anslach te doen op Ouderschie ofte Delffshaven ende dat eenige
van de Spangers hem souden laeten ontvallen, dat zij mit eenigen
van Delffshaeven voorseyt eenich heymelick verstaat souden hebben,
waerdeur zij verhoepen dieselve plaetse wel te crijgenende hoewel
wij peysen, dat Uwer Exc. hiervan al bij eenigen heymelicke vrinden
al geadverteert es, soe hebben wij nochtans, eenenverre2) Uwer
Exc. daervan egeene cunschap soude hebben, dieselve Uwer Ex(cel-
len)cie van t gundt voors(eyt) es in diligense wel hebben willen
verwittigen, alsoo ons bij t conserveren van de voors(eyde) plaetsen
groetelick geleegen es, gelijck Uwer Exc(ellen)cie ’t selve soe wel als
ons kennelick esen soude ons goetduncken, dat, soe verre daer
noch eenige van de inwoenders van Delffshaeven ofte Ouderschie
waren, die d eedt van getrouwheyt niet gedaen en hebben, men die
selve daertoe terstondt en metterdaet behoort te constringeren, gelijck
wij hier tot Delft binnen vijff ofte ses daegen gedaen hebben en zijn
gevonden over die ses, die hier van buyten innegecomen zijn ende
die den eedt van getrouheyt niet gedaen en hadden, diewelcken nu
dien behoerlicken gedaen hebbenende behoert t selve meede in
andere plaetsen wel gedaen te worden, bisonder in plaetsen, dairwij
weeten die viandt t ooch op heeft, als Rotterdam, ende diergelijcke
steeden, opdat dienthalven bij Uwer Exc(ellentie) ende anderen
nootlicheyd, tot die voorseyde plaetsen dienende, behoerlicken versien
ende stercke ordre gestelt mach worden, gelijck die selve tot conser
vatie van t landt Uwer Exc(ellentie) ende ons 3) bevinden sullen te
behooren.
1) „De Venen” vormen een laagte tusschen de duinen en de bin-
nenduinen ten N. van Leiden.
2) Zie de noot op bijlage M.
3) „Uwer Exc. ende ons”. Deze woorden zijn teekenend voor de
zienswijze van het Hof inzake zijn positie in het landsbestuur.