DE BEHUIZING VAN DE EERSTE KAMER 30 I de zaal aan den kant hunne bijeenkomsten Karel II, op 1 Juni 1660, was die balustrade waar zij zoude geplaatst worden. Bij het bezoek van er nog niet; wel was bepaald, gaderen, maakten zij gebruik van van het Buitenhof, welke zij voor gedurende de verbouwing hadden laten inrichten. Die bezwaren dan bestonden in de schikking der zitplaatsen en in de acoustiek. Eerst werden de banken naar een model, dat aan de vergadering was vertoond, in de zaal opgeslagen, maar meermalen werden zij verplaatst en anders op gesteld. Ten slotte werden na eenige jaren in het midden der zaal de banken, tafels en stoelen in het vierkant gezet. Het geheel werd omsloten door eene fraai bewerkte, eikenhouten balustrade met verschil lende ingangen, waarvan de deuren van sierlijke koperen sloten en hengsels waren voorzien. In het midden van dat parket stond de tafel voor de vertegenwoordigers van de Ridderschap en den Raadpensionaris. Aan het hoofd van deze tafel was met het aangezicht gekeerd naar het schilderij van den Oorlog, dus naar den oostkant, tijdens het Stadhouderschap van Willem III, de stoel van den Stadhouder geplaatst. Tegen de vier zijden van de halfmanshooge balustrade zaten, eveneens aan rechte tafels, maar op banken, de vertegenwoor digers van de steden, met hunnen pensionaris, aan eene kleine tafel, rechthoekig aangeschoven tegenover zich. Aan de oostzijde, dus met het gelaat gewend naar het schilderij van den Vrede, waren drie rijen banken, waarvan de voorste door de vertegenwoordigers van Amsterdam was ingenomen. Tusschen deze bank en de tafel der Ridderschap waren stoelen geplaatst voor de Gecommitteerde Raden. De zitplaatsen en tafels waren bekleed met groen laken.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 46