446
DE DUINCOMMISSIE 1847—1923
had dan die van thans en de levenswijze veel soberder was.
Ook in een later neer te schrijven aanhaling uit 1851 blijkt
van het gebruik van spaarpenningen in den arbeidersstand.
Gelijk de boerenarbeider tot kort vóór den oorlog geen
gulden per dag verdiende en er kwam, zoo verdiende voor
een tachtigtal jaren een werker in de stad een dagloon, dat
nu slechts strekt om een pond margarine te koopen.
De mannen, waarover ik schrijf, waren dankbaar en
blijde, toen hun in 1847 een dagloon van 70 cent werd
toegelegd en zelfs nog toen het in 1848 tot 60 cent werd
teruggebracht, en het duurde tot 1879 eer dit loon tot 90
cent werd opgevoerd, om in 1889 weer tot 80 cent terug
gebracht te worden; en dan moest er per week nog 20cent
af voor huurkoop van een spade.
Voor dat loon moest gewerkt worden tot 15 Februari
van 812 en van 1—4 uur, tot 31 Maart van 712 en
van 1 5 uur en daarna van 7 12 en van 16 uurlange
werktijden dus.
Te laat komen werd gestraft met 20 cent boete en als ze
dronken te werk kwamen, verbeurden ze een dag loon
herhaalde dronkenschap evenals herhaalde brutaliseering
van „den baas” had verwijdering van het werk ten gevolge
en plaatsing van den naam van den overtreder op het
Zwarte Boek. Dat boek heeft inderdaad bestaan. Eerst in
het najaar van 1922 is het verbrand; gelukkig maar,
de een of andere snuffelaar, van Oud-Testamentischen
geest doortrokken, zou er mogelijk het derde geslacht nog
mee vervolgd hebben.
Die dronkenschap werd bevorderd door het bestaan
van een herberg nabij de Wittebrug. Om een slippertje
daarheen tegen te gaan, besloot de Commissie al heel
spoedig driemaal per week soep te verstrekken, die in
groote fusten gehaald werd uit de Armenspijskokerij in
het Doelenstraatje. Nog later werd het schenken van koffie