DE DUiNCOMMISSIE 1847—1923
449
Na dien werd, om herhaling van desertie te voorkomen,
een rasterwerk getimmerd en moest ieder vertrekkende
een klaphekje passeeren.
Een keer dus disharmonie. Vaker bleek van een bewust
streven naar harmonie. Onder de werkers toch waren een
vrij groot aantal Joden en dezen ik vermoed, dat er
onder hen koristen waren, maakten van de rusturen
gebruik, om aria’s uit Opera’s te doen hooren. Nu kon het
wel gebeuren, dat al zingende, het schaftuur al te zeer ge
rekt werd, waarom baas v. d. Spiegel Sr. er een eind aan
trachtte te maken. Gewoonte was dan den baas in te sluiten
en hem te nopen de inderdaad welluidende klanken aan te
hooren, hoezeer hij, van wege zijn godsdienstige overtui
ging opera’s uit den booze achtte.
Nu meene men niet, dat de heele beweging in het duin
een pretje was. Gansch niet. Er is veel arbeids gepresteerd.
In 1847 begon men nabij het tegenwoordige Zwitsersche
Huisje, toenmaals de woning van een jachtopziener, later
van den veenbaas, nu van den Directeur der plantsoenen,
een stuk zandgrond te verdelven, te bemesten en te betelen.
Onder de hand maakte men uitgebreider terrein voor
exploitatie geschikt, een uitbreiding, die zich verder uit
strekte, dan waar thans de Watertoren staat.
Daartoe moesten hooge duinen worden afgegraven en
heel het terrein zorgvuldig door verdelving worden ge
nivelleerd. Wegen moesten worden aangelegd en aarden
wallen, om verstuiving te beletten en de te veld staande
gewassen tegen wind en stof te beveiligen, worden opge
worpen. In Maart werd overgegaan tot het omspitten van
den grond en tot de bemesting. Eerst dan werd het tijd
voor het poten van aardappelen en het leggen van zaden.
Immers, nevens aardappelen, verbouwde men kleine hoe
veelheden rogge, haver, bieten, klaver en erwten.
Waar eertijds louter woeste gronden werden aange-
29