DE DUINCOMMISSIE 1847-1923
453
de werkers, groote schade veroorzaakte zij niet; achter
stand in den arbeid toch was door enkele vakarbeiders in
het vorstvrije seizoen vrij spoedig weer in te halen.
Vaak werd overlast ondervonden van kanonniers,
huzaren, grenadiers en jagers, die bij hun oefeningen
wegen en dijken, ja, zelfs beteelde akkers vernielden. Van
klachten over dit optreden schijnt al heel weinig nota ge
nomen te zijn.
Tegen wildschade verkreeg de opzichter van den Opper
jagermeester des Konings verlof om konijnen te delven en
op vogels te schieten. Die opzichters waren als onbezol
digd rijksveldwachter ook bevoegd tegen stroopers op te
treden.
Gingen we zooeven het succes in opgeleverde landbouw
producten na, er is nevens dit nog een ander, een zedelijk
succes te boekstaven. Hieromtrent moge het volgend relaas
omtrent de wording der instelling eenig denkbeeld geven.
We gaan daartoe terug tot de veertiger jaren der vorige
eeuw. Alom voer door Europa een woelen naar verande
ring en op den algemeenen regel, dat politieke ongedurig
heid zich in het economische leven doet gevoelen, maakten
deze jaren geen uitzondering en vroeger dan gewoonlijk
en omvangrijker brak de werkeloosheid aan.
De Kerkelijke Armbesturen, toenmaals vrijwel deeenige
georganiseerde toevlucht voor de minderbedeelden, maak
ten kennis met de slachtoffers en vreesden een krachtigen
aanval op hun kassen. Zij duchtten een sterk toenemend
aantal bedeelden en zochten langs velerlei wegen dien
aanwas te keeren, want, beter dan iemand anders, wisten
zij hetwie eenmaal om bedeeling aanklopte, bevond zich
op een hellend vlak.
Reeds had in 1845 de Algemeene Armenvergadering,
sedert 8 Juli 1799 het vereenigingspunt der Kerkelijke